Interview met Chrisje Badon, 43 jaar lid: ‘Geen grote boodschap. Alleen maar mooie herinneringen!’
23 juni 2019Dat zou een wel hele korte samenvatting van dit interview
zijn, met een HVA-hockeydame van het allereerste uur, die dit jaar haar
lidmaatschap, keurig voor 1 mei, middels een eenvoudig mailtje heeft opgezegd. Want
onder de eenvoud en bescheidenheid van haar mailtje én bovengenoemde quote,
gaat logischerwijs veel meer schuil; misschien zelfs toch een grote
onderliggende boodschap?
Hoe kan dat ook anders, na een record lidmaatschap van bijna 44 jaar, waarvan
41 jaar actief hockeyend bij onze vereniging. Eén van de absolute ‘grandes
dames’ van het Abcouder hockey neemt afscheid. Aan het woord is Chrisje Badon!
‘Eigenlijk zou ik het wel leuk vinden om het in het clubhuis te doen.
Woensdagavond is dan prima. Als we het om 20:00 uur doen, is er vast leven op
de club. Dan zijn de trimhockeyers er toch?’ Zo werd de afspraak voor dit interview snel gemaakt. En ook al is ze de laatste
twee jaar ‘niet spelend’-lid geweest, uit haar voorkeur voor de locatie en het
tijdstip blijkt dat haar warme gevoel voor het verenigingsleven en onze club er
zeker niet minder om is geworden.
Nog maar net binnen in het clubhuis, voelt ze zich zichtbaar
thuis. Dat verschillende leden even op haar afstappen om gedag te zeggen, spreekt
daarbij boekdelen. Het kenmerkt ook de toegankelijkheid en rust die ze van
nature uitstraalt. Vragen blijken eigenlijk nauwelijks nodig. Chrisje vertelt.
Over hoe het begon. Over de eenvoud der dingen en wat er veranderd is. Wat ze
bewaard heeft. En wat het haar gebracht heeft.
‘Van mijn twaalfde – dat was de leeftijd waarop je destijds met hockey begon –
tot mijn zestiende heb ik gehockeyd bij Alkmaar. Toen twee jaar in Dames 1 van
Zutphen. Vervolgens heb ik zo’n 15 jaar niet gehockeyd, totdat we in augustus
1975 in Abcoude kwamen wonen.’ En met een blik alsof ze ontzettend geboft
heeft, vervolgt ze: ‘ Precies op tijd voor de oprichting van de club!’
Destijds allemaal in gang gezet door Trees Laumans, Mieke Timmermans en Joke
(toen van Saane)-Visser – de ‘founding mothers’ van onze vereniging – vond in
december 1975 de oprichtingsvergadering van de HVA plaats in het toenmalige
café restaurant Koekenbier. ‘Wat daar zoal werd besproken? Het ging onder
andere over ‘het uniform’: wit van boven, blauwe broek en rode kousen. En weet
je waarom er een vignet op het witte overhemd zat?’, vraagt ze zichtbaar geamuseerd.
‘Dat was om te vermijden dat de heren hun overhemden van door de week zouden
gebruiken om in te hockeyen!’
En om hier nog wat meer ‘basis clubhistorie’ aan toe te voegen: ‘In het
voorjaar van 1976 werd door de HVA voor het eerst gespeeld, op het veld van
HIC. Omdat we allemaal al lang niet meer hadden gehockeyd, werden er
wedstrijden gespeeld van 20 minuten. Het eerste competitieseizoen was 76-77.’
Voor haar persoonlijk volgde er wel nog een kleine ‘onderbreking’: ‘Het tweede
deel van dat seizoen heb ik niet gespeeld, omdat ik zwanger was van mijn zoon.
Daarna heb ik altijd gehockeyd. Onder andere jarenlang in Dames 2 en de laatste
periode in Veteranen B, waarmee ik in april 2017 mijn laatste wedstrijd heb
gespeeld.’
Uitgesport is Chrisje echter zeker niet. Ze heeft dan weliswaar het afgelopen
jaar – na een luttele vier decennia! – ook haar lidmaatschap van de
tennisvereniging in Abcoude opgezegd, maar is nog lid bij Festina in Amsterdam.
Daar heeft ze recent ook nog gewoon competitie gespeeld. Haar zoon en dochter
hockeyen wel nog: ‘Mijn dochter Nine(geb. ’75) hockeyt nu bij Groen-Geel in Wassenaar en mijn zoon Jan Jaap
(geb. ‘77) bij Amsterdam.’
Op de vraag wat Chrisje zoal heeft zien veranderen, vanaf
het ontstaan van onze vereniging tot nu, trapt ze voortvarend af: ‘Het begint
natuurlijk met de spelregels; geweldig al die veranderingen! Daarbij spelen we
nu natuurlijk vrijwel alleen nog op kunstgras én ook de uitrusting is veel
beter, bijvoorbeeld de schoenen en de sticks. Ook onze accommodatie is er
natuurlijk in de loop der jaren sterk op vooruit gegaan. In de beginjaren
bestond het clubgebouw nog uit houten keten. Er werd dan ook met grote
regelmaat ingebroken, waarbij steevast alle voorraden werden meegenomen.’ Dat
het leven ook toen al om prioriteiten stellen ging, blijkt uit haar nuchtere
toevoeging: ‘Dus de kratjes bier gingen altijd weer mee in de auto.’
Daarnaast is ze erg enthousiast over wat er in de jeugd gebeurt: ‘Ik vind het
geweldig dat de kinderen ‘breed’ beginnen; ze krijgen alle rollen mee in het
veld, waardoor er ook al direct begrip ontstaat voor een ieders positie in het
spel.’ In haar antwoorden valt niets te bespeuren van ‘vroeger was alles
beter’. Geen harde waardeoordelen, wel inzicht: ‘Het was gewoon anders. Passend
bij de tijd, denk ik.’ En dan een interview openen met dat je ‘geen grote
boodschap hebt’ ... . Mooi!
Wat Chrisje ook roemt, is de veerkracht én saamhorigheid van de vereniging,
door de jaren heen. ‘Of het nu was omdat het clubgebouw in vlammen was opgegaan (1996) of om geld
bijeen te krijgen voor ons eerste kunstgrasveld, er was altijd veel animo voor de
meest creatieve en ludieke inzamelingsacties om onze doelen te bereiken. Zo hebben
we flesjes geinwater verkocht, met op het etiket ‘een geintje’ (1978), zijn er
maar liefst twee ware kookboekjes uitgebracht – ‘Abcoude & Baambrugge op
het kookpunt’ en ‘Abcoude & Baambrugge opnieuw aan de kook’ – en hebben de
jeugdleden auto’s gewassen voor de aanbetaling van een nieuw veld. Overigens
stamt het papier inzamelen voor de club, wat ook nu nog gebeurt, ook van
vrijwel het allereerste uur. Zo hadden teams eind jaren 70 hun eigen wijken
waar ze dan papier ophaalden.’
Dat de wereld destijds in meerdere opzichten ook ‘eenvoudiger’ was en je de
dingen ook wat meer samen beleefde, blijkt uit enkele andere voorbeelden: ‘Je
kwam eigenlijk nooit in je hockeytenue naar de club, maar kleedde je voor de
wedstrijd met je team in de kleedkamers om. Dan werden ook even de kinderen en
de belevenissen van de afgelopen week met elkaar besproken. Verder hadden we
tijdens de wedstrijd geen water langs de kant. Als de wedstrijd klaar was, ging
je steevast samen met het andere team ‘door elkaar heen’ zitten en dronk je
samen thee. Bij de jeugd kwam vaak een rol koekjes tevoorschijn, die dan één van de teamleden mocht uitdelen. En er
werd altijd gewacht met het aanbreken totdat iedereen er was. Daar kun je je nu
misschien weinig meer bij voorstellen, maar het voelde daardoor wel echt als
een teamsport.’ En om het pad van de eenvoud der dingen nog iets verder af te
lopen, voegt ze daar nog aan toe: ‘Omdat ook privacy toen niet zo’n issue was,
kon je nog gewoon de namen van alle spelers die in een team zaten in het
krantje lezen. En weet je hoe het krantje heette? … ’t Blaadje. En het
clubhuis? …’t Hokkie. Zo eenvoudig kan het zijn!’
Na alles van een club meegemaakt te hebben, word je natuurlijk niet alleen een soort historisch geweten van de club, maar mogelijk ook de fysieke ‘hoeder van de geschiedenis van de HVA’. Chrisje geeft op deze statement aan dat ze ‘inderdaad veel bewaard heeft’: ‘Een van onze betrokken dorpsgenoten die de HVA altijd een warm hard toe droeg - Baldus de Haan, die destijds al een spuitgieterij op Bovenkamp had, waar onder andere doppen van flesjes gemaakt werden – had zelf een mal gemaakt voor rode en blauwe hockeyfluitjes, in de vorm van een hockeystickje met een balletje bovenaan de krul. Die fluitjes hebben we zelf nog in elkaar gezet en verkocht natuurlijk. Ook die heb ik nog!’ Maar het mooiste wat ze aan het hockey en onze vereniging heeft overgehouden is niet tastbaar: ‘Dat zijn de heerlijke herinneringen én vooral alle dierbare contacten. In Dames 2 speelden we jarenlang met een vast kern. De meesten daarvan zijn 15-20 jaar geleden gestopt, maar we komen met een tiental van ons team nog steeds 2x per jaar bij elkaar!’